Belajar

Bahasa Indonesia is meer dan alleen een taal; het is de sleutel tot de fascinerende cultuur van Indonesië met zijn duizenden eilanden, diverse tradities en warme gastvrijheid. Op deze pagina vind je leuke en boeiende Bahasa Indonesia lessen die je niet alleen de taal leren, maar je ook meenemen op een culturele reis.

Leer de basis van het Bahasa Indonesia op een speelse en interactieve manier, terwijl je tegelijkertijd interessante weetjes ontdekt over de Indonesische gebruiken, keuken, kunst en muziek. Onze lessen zijn ontworpen om je te inspireren en je te helpen een diepere connectie met Indonesië te maken. Begin vandaag nog met je taalkundige en culturele avontuur!

Hari Seminggu 

Dagen van de week

 

Senin - Maandag

Selasa - Dinsdag

Rabu - Woensdag

Kamis - Donderdag

Jumat - Vrijdag

Sabtu - Zaterdag

Minggu - Zondag

 

 

Achtergrond 

 

De namen van de dagen van de week in het Bahasa Indonesia (Indonesisch) zijn grotendeels geleend uit het Arabisch en het Sanskriet, via het Maleis, de lingua franca van de archipel. Dit is een interessant historisch en cultureel gegeven dat de invloed van zowel de islam als het hindoeïsme op de Indonesische cultuur weerspiegelt.

Hier is een korte achtergrond van elke dag:

  • Senin: Komt van het Arabische اثْنَيْن (ithnayn), wat "twee" betekent. In de islamitische traditie is dit de tweede dag van de week (zondag wordt vaak als de eerste beschouwd).

  • Selasa: Komt van het Arabische ثَلَاثَاء (thalāthā'), wat "drie" betekent. Dit is de derde dag in de islamitische week.

  • Rabu: Komt van het Arabische أَرْبِعَاء (arbi'ā'), wat "vier" betekent. Dit is de vierde dag in de islamitische week.

  • Kamis: Komt van het Arabische خَمِيس (khamīs), wat "vijf" betekent. Dit is de vijfde dag in de islamitische week.

  • Jumat: Komt van het Arabische جُمُعَة (jumu'ah), wat "bijeenkomst" of "verzameling" betekent. Dit is de belangrijkste gebedsdag voor moslims, de dag van de wekelijkse congregatie in de moskee.

  • Sabtu: Komt direct van het Hebreeuwse שַׁבָּת (Shabbat), via het Arabisch سَبْت (sabt). Het betekent "rustdag". Dit is de zevende dag van de week in de joodse en veel christelijke tradities.

  • Minggu: Dit woord heeft een meer lokale oorsprong, waarschijnlijk afgeleid van het Portugese Domingo, wat "dag van de Heer" betekent. De Portugese invloed was significant in bepaalde delen van de Indonesische archipel in de koloniale tijd. Een andere mogelijke, oudere oorsprong is het Sanskriet ravi-vāra, wat "dag van de zon" betekent (ravi = zon, vara = dag). Deze Sanskriet invloed is wijdverspreid in veel Aziatische talen voor de dagen van de week. Het is waarschijnlijk dat beide invloeden (Portugees en mogelijk een oudere Sanskrietlaag) hebben bijgedragen aan het huidige woord "Minggu".

Samenvattend:

De Indonesische namen voor de dagen van de week laten een duidelijke invloed zien van het Midden-Oosten (Arabisch via de verspreiding van de islam) en in mindere mate van Europese talen (Portugees) en mogelijk een oudere laag van Indiase cultuur (Sanskriet). Dit taalkundige aspect is een mooie illustratie van de rijke en diverse geschiedenis van Indonesië.

Waktu ini?

INDONESISCH

NEDERLANDS

Pagi ini

Vanmorgen

Siang ini

Vanmiddag

Sore ini

Vanmiddag

Malam ini

Vanavond

Hari ini

Vandaag

Besok

Morgen

Kemarin

Gisteren

Lusa

Overmorgen

Minggu ini

Deze week

Minggu depan

Volgende week

Minggu lalu

Vorige week

Bulan ini

Deze maand

Bulan depan

Volgende maand

Bulan lalu

Vorige maand

Tahun ini

Dit jaar

Tahun lalu

Vorig jaar

 

Persoonlijke voornaamwoorden

 

Enkelvoud (Tunggal):

  • Saya - Ik (formeel en neutraal)
    • Saya suka makan nasi goreng. (Ik hou van nasi goreng eten.)
  • Aku - Ik (informeel, gebruikt tussen vrienden, familie, en in meer ontspannen situaties)
    • Aku pergi ke pasar besok. (Ik ga morgen naar de markt.)
  • Kamu - Jij (informeel, gebruikt tegen mensen die je goed kent of jonger zijn)
    • Kamu mau minum apa? (Wat wil jij drinken?)
  • Anda - U (formeel, gebruikt bij mensen die je niet goed kent, in zakelijke contexten, of om respect te tonen)
    • Apa kabar, Anda? (Hoe gaat het met u?)
  • Dia - Hij/Zij (neutraal voor zowel mannelijk als vrouwelijk)
    • Dia sedang belajar. (Hij/Zij is aan het studeren.)

 

Persoonlijke voornaamwoorden 

 

Meervoud (Jamak):

  • Kami - Wij (exclusief: de spreker en anderen, maar niet de aangesprokene)
    • Kami akan pergi berlibur. (Wij gaan op vakantie.)
  • Kita - Wij (inclusief: de spreker, anderen, en de aangesprokene)
    • Mari kita makan bersama. (Laten we samen eten.)
  • Kalian - Jullie (informeel meervoud van kamu)
    • Kalian sudah siap? (Zijn jullie al klaar?)
  • Anda sekalian - U allen (formeel meervoud van Anda) - wordt minder vaak gebruikt, Anda kan vaak al naar een groep verwijzen in formele contexten.
  • Mereka - Zij (meervoud van dia)
    • Mereka tinggal di Jakarta. (Zij wonen in Jakarta.)

 

Aanspreekvormen

Bapak/Pak – Meneer  (respectvol, gebruikt voor volwassen mannen).

Ibu/Bu – Mevrouw (respectvol, gebruikt voor volwassen vrouwen).

Mas/(a)bang – Jongeman, informele situatie

Bung – Nette manier,  gebruikt voor jonge mannen of mensen die je respecteert.

Mbak – Jongedame, informele situatie

Kakak/kak – Een informele aanspreekvorm die wordt gebruikt voor oudere broers, zussen of een persoon die ouder is dan jij. Het is vriendelijk en informeel.

Adik/dik – Voor jongere broers, zussen of mensen die jonger zijn dan jij, vaak in informele situaties gebruikt.

 

Tuan – Meneer, mijnheer, formeel taalgebruik

Nyonya – Mevrouw (gebruikt voor getrouwde vrouwen, formeler)

Nona – Mevrouw (gebruikelijk in informeel of niet-formeel gebruik, kan ook een meisje betekenen)

Saudara / Saudari – (Formele aanspreekvormen voor een man/vrouw, vaak gebruikt in brieven of formele communicatie)

Anda – formeel "u" (meestal gebruikt voor beleefdheid of als je iemand niet goed kent).

Aanwijzende voornaamwoorden

 

Er zijn voornamelijk twee basisvormen, die verwijzen naar de afstand tot de spreker en de aangesprokene:

  • Ini - Dit (dichtbij de spreker)

  • Itu - Dat (verder weg van de spreker, of dichtbij de aangesprokene)

Gebruik en Voorbeelden:

1. Als zelfstandig aanwijzend voornaamwoord (staat op zichzelf):

  • Ini buku saya. (Dit is mijn boek.)

  • Itu mobil baru mereka. (Dat is hun nieuwe auto.)

  • Apa ini? (Wat is dit?)

  • Siapa itu? (Wie is dat?)

Ini verwijst naar iets dat fysiek dichtbij de spreker is, of waar de spreker direct naar verwijst in de context. Itu verwijst naar iets dat verder weg is, of waar de spreker indirect naar verwijst. Het kan ook verwijzen naar iets dat dichtbij de aangesprokene is.

 

Hier zijn de basisgetallen

van 0 tot 10:

0 nol

1 satu

2 dua

3 tiga

4 empat

5 lima

6 enam

7 tujuh

8 delapan

9 sembilan

10 sepuluh

 

Nu gaan we verder met de getallen van 11 tot 20:

 

11 sebelas (se-be-las)

12 dua belas (dua be-las)

13 tiga belas (tiga be-las)

14 empat belas (empat be-las)

15 lima belas (lima be-las)

16 enam belas (enam be-las)

17 tujuh belas (tujuh be-las)

18 delapan belas (delapan be-las)

19 sembilan belas (sembilan be-las)

20 dua puluh (dua pu-luh)

 

Je ziet dat de getallen 11 tot 19 worden gevormd door het basisgetal (1 tot 9) te combineren met "belas" (wat "tien" betekent in deze context).

 

De tientallen:

 

De tientallen:

20 dua puluh (dua pu-luh)

30 tiga puluh (tiga pu-luh)

40 empat puluh (empat pu-luh)

50 lima puluh (lima pu-luh)

60 enam puluh (enam pu-luh)

70 tujuh puluh (tujuh pu-luh)

80 delapan puluh (delapan pu-luh)

90 sembilan puluh (sembilan pu-luh)

Je vormt de tientallen door het basisgetal (2 tot 9) te combineren met "puluh" (wat "tien" betekent).

 

Getallen tussen de tientallen

 

De basisregel:

Wanneer je een getal wilt vormen dat tussen een tiental (20, 30, 40, enz.) en het volgende tiental ligt, combineer je de naam van het tiental met de naam van het losse cijfer (1 tot 9). Je doet dit direct achter elkaar, zonder een extra woord of verbindingsstuk.

Voorbeelden stap voor stap:

Laten we het getal 21 nemen:

  1. Identificeer het tiental: In 21 is het tiental 20. De Indonesische naam voor 20 is dua puluh.
  2. Identificeer het losse cijfer: In 21 is het losse cijfer 1. De Indonesische naam voor 1 is satu.
  3. Combineer ze direct: Je plaatst de naam van het tiental gevolgd door de naam van het losse cijfer: dua puluh satu.

Nu het getal 35:

  1. Identificeer het tiental: In 35 is het tiental 30. De Indonesische naam voor 30 is tiga puluh.
  2. Identificeer het losse cijfer: In 35 is het losse cijfer 5. De Indonesische naam voor 5 is lima.
  3. Combineer ze direct: tiga puluh lima.

En tot slot, het getal 78:

  1. Identificeer het tiental: In 78 is het tiental 70. De Indonesische naam voor 70 is tujuh puluh.
  2. Identificeer het losse cijfer: In 78 is het losse cijfer 8. De Indonesische naam voor 8 is delapan.
  3. Combineer ze direct: tujuh puluh delapan.

Denk erover na als een simpele optelsom in woorden:

Je kunt het zien als:

  • 21 = twintig + één = dua puluh + satu = dua puluh satu
  • 35 = dertig + vijf = tiga puluh + lima = tiga puluh lima
  • 78 = zeventig + acht = tujuh puluh + delapan = tujuh puluh delapan

Nog een paar voorbeelden om het te verduidelijken:

  • 43: empat puluh (40) + tiga (3) = empat puluh tiga
  • 56: lima puluh (50) + enam (6) = lima puluh enam
  • 92: sembilan puluh (90) + dua (2) = sembilan puluh dua

Waarom geen verbindingswoord?

Het Bahasa Indonesia staat bekend om zijn relatief eenvoudige grammatica. In dit geval is er geen aparte structuur of verbindingswoord nodig om de tientallen met de eenheden te combineren. Het is een directe opeenvolging van de woorden.

 

Honderdtallen:

 

Oké, we gaan nu verder met de honderdtallen, duizendtallen en miljoentallen in het Bahasa Indonesia!

De basisregel voor honderdtallen is:

100 seratus (se-ra-tus)

200 dua ratus (dua ra-tus)

300 tiga ratus (tiga ra-tus)

400 empat ratus (empat ra-tus)

500 lima ratus (lima ra-tus)

600 enam ratus (enam ra-tus)

700 tujuh ratus (tujuh ra-tus)

800 delapan ratus (delapan ra-tus)

900 sembilan ratus (sembilan ra-tus)

Je combineert het basisgetal (1 tot 9) met "ratus" (wat "honderd" betekent).

Honderdtallen met tientallen en eenheden:

Je combineert de honderdtallen met de tientallen en eenheden die je al geleerd hebt. Er is geen extra verbindingswoord nodig.

125: seratus dua puluh lima (honderd twee tien vijf)

348: tiga ratus empat puluh delapan (drie honderd vier tien acht)

709: tujuh ratus sembilan (zeven honderd negen)

952: sembilan ratus lima puluh dua (negen honderd vijf tien twee)

 

Duizendtallen:

 

1000: seribu (se-ri-bu)

2000: dua ribu (dua ri-bu)

3000: tiga ribu (tiga ri-bu)

... en zo verder. Je combineert het basisgetal met "ribu" (wat "duizend" betekent).

Duizendtallen met honderdtallen, tientallen en eenheden:

Ook hier combineer je de delen zonder extra woorden.

1500: seribu lima ratus (duizend vijf honderd) - Je hoort soms ook "lima ratus" na "seribu" weggelaten worden in informele spraak, maar "seribu lima ratus" is correct.

2345: dua ribu tiga ratus empat puluh lima (twee duizend drie honderd vier tien vijf)

10.789: sepuluh ribu tujuh ratus delapan puluh sembilan (tien duizend zeven honderd acht tien negen)

56.123: lima puluh enam ribu seratus dua puluh tiga (vijf tien zes duizend honderd twee tien drie)

Let op bij tienduizendtallen en hoger: Je gebruikt "sepuluh ribu" (tien duizend), "dua puluh ribu" (twintig duizend), enzovoort.

 

Miljoentallen:

 

1.000.000: satu juta (sa-tu ju-ta)

2.000.000: dua juta (dua ju-ta)

3.000.000: tiga juta (tiga ju-ta)

 

... en zo verder. Je combineert het basisgetal met "juta" (wat "miljoen" betekent).

Miljoentallen met duizendtallen, honderdtallen, etc.:

Je volgt hetzelfde principe van direct combineren.

1.250.000: satu juta dua ratus lima puluh ribu (één miljoen twee honderd vijf tien duizend)

5.789.345: lima juta tujuh ratus delapan puluh sembilan ribu tiga ratus empat puluh lima (vijf miljoen zeven honderd acht tien negen duizend drie honderd vier tien vijf)

Overzicht van de belangrijkste woorden:

ratus: honderd

ribu: duizend

juta: miljoen

 

Keluarga

Keluarga

Familie

Ayah / Bapak

Vader

Kakek

Opa

Ibu

Moeder

Nenek

Oma

Abang

Oudere broer

Kakak

Oudere zus

Adik laki-laki / Adik perempuan

Jongere broer / Jongere zus

Anak

Kind

Paman / Om

Oom

Tante / Bibi

Tante

Laki-laki

Man / Jongen

Perempuan

Vrouw / Meisje

Sepupu

Neef / Nicht

Suami

Echtgenoot

Istri

Echtgenote

Pria

Man

Wanita

Vrouw

Maanden van het jaar

 

De Indonesische namen voor de maanden van het jaar zijn vrijwel identiek aan de Nederlandse en vele andere talen die de Gregoriaanse kalender volgen. Dit komt doordat de namen van de maanden internationaal wijdverspreid zijn en hun oorsprong vaak in het Latijn hebben.

De maanden van het jaar in het Indonesisch zijn:

Januari

Februari

Maret

April

Mei

Juni

Juli

Agustus

September

Oktober

November

Desember

 

Begroetingen

 

Hier is een overzicht van veelgebruikte begroetingen in het Indonesisch, met uitleg over het gebruik:

Algemene Begroetingen (kunnen op elk moment van de dag gebruikt worden):

  • Halo: Dit is een informele en zeer gangbare begroeting, vergelijkbaar met "Hallo" in het Nederlands. Het kan in de meeste situaties gebruikt worden.
  • Hai: Nog informeler dan "Halo", vergelijkbaar met "Hoi". Vooral gebruikt tussen bekenden en jongeren.

Begroetingen op basis van de tijd van de dag:

  • Selamat pagi: Goedemorgen (ongeveer van zonsopgang tot 11:00/12:00 uur)
  • Selamat siang: Goedemiddag (ongeveer van 12:00 uur tot 15:00/16:00 uur)
  • Selamat sore: Goedenavond (ongeveer van 16:00 uur tot zonsondergang)
  • Selamat malam: Goedenacht (vanaf zonsondergang tot het slapengaan, en ook als je iemand 'goedenacht' wenst voor het slapen)

Uitleg over het gebruik van de tijdsgebonden begroetingen:

  • De grenzen tussen de tijdsperiodes zijn niet altijd strikt en kunnen regionaal wat verschillen.
  • "Selamat siang" kan soms ook gebruikt worden tot ongeveer 14:00 uur.
  • "Selamat sore" wordt gebruikt in de namiddag en vroege avond, wanneer de zon begint te zakken.
  • "Selamat malam" wordt gebruikt als een begroeting in de avond en ook als een afscheid voor de nacht (zoals "goedenacht").

Andere nuttige begroetingen en uitdrukkingen:

  • Apa kabar?: Hoe gaat het? (zeer gangbaar)
    • Baik: Goed (een veelvoorkomend antwoord)
    • Baik-baik saja: Alles goed (een ander veelvoorkomend antwoord)
  • Senang bertemu dengan Anda: Aangenaam kennis te maken (formeel)
  • Senang bertemu denganmu: Aangenaam kennis te maken (informeel)
  • Sampai jumpa: Tot ziens

 

Basisposities:

 

  • Di depan: Voor
    • Contoh: Mobil itu parkir di depan rumah. (Die auto staat voor het huis geparkeerd.)
  • Di belakang: Achter
    • Contoh: Ada taman di belakang sekolah. (Er is een tuin achter de school.)
  • Di samping: Naast (aan de zijkant)
    • Contoh: Dia duduk di samping saya. (Hij/zij zit naast me.)
  • Di sebelah: Naast (kan links of rechts zijn)
    • Contoh: Toko buku ada di sebelah bank. (De boekwinkel is naast de bank.)
  • Di atas: Boven, op
    • Contoh: Kucing itu tidur di atas meja. (Die kat slaapt op de tafel.)
  • Di bawah: Onder
    • Contoh: Bola itu ada di bawah kursi. (Die bal is onder de stoel.)
  • Di dalam: In, binnen
    • Contoh: Saya menyimpan uang di dalam dompet. (Ik bewaar geld in de portemonnee.)
  • Di luar: Buiten
    • Contoh: Anak-anak bermain di luar. (De kinderen spelen buiten.)
  • Di tengah: In het midden
    • Contoh: Lampu itu tergantung di tengah ruangan. (Die lamp hangt in het midden van de kamer.)
  • Di antara: Tussen (bij twee objecten of een specifieke groep)
    • Contoh: Rumah saya ada di antara toko dan kantor pos. (Mijn huis is tussen de winkel en het postkantoor.)
  • Di sekitar: Rondom, in de buurt van
    • Contoh: Ada banyak restoran di sekitar sini. (Er zijn veel restaurants in de buurt van hier.)

 

Basis Vraagwoorden:

 

  • Apa - Wat
    • Apa ini? - Wat is dit?
    • Kamu sedang apa? - Wat ben je aan het doen?
  • Siapa - Wie
    • Siapa nama kamu? - Hoe heet je? (Letterlijk: Wie is jouw naam?)
    • Siapa dia? - Wie is hij/zij?
  • Kapan - Wanneer
    • Kapan kamu datang? - Wanneer kom je?
    • Kapan acaranya dimulai? - Wanneer begint het evenement?
  • Di mana - Waar (locatie)
    • Kamu tinggal di mana? - Waar woon je?
    • Di mana kantor pos? - Waar is het postkantoor?
  • Ke mana - Waarheen (richting)
    • Kamu mau ke mana? - Waar wil je naartoe?
    • Mereka pergi ke mana? - Waar gaan zij heen?
  • Dari mana - Waarvandaan (herkomst)
    • Kamu berasal dari mana? - Waar kom je vandaan?
    • Surat ini datang dari mana? - Waar komt deze brief vandaan?
  • Mengapa / Kenapa - Waarom
    • Mengapa kamu sedih? - Waarom ben je verdrietig?
    • Kenapa dia tidak datang? - Waarom komt hij/zij niet?
  • Bagaimana - Hoe
    • Bagaimana kabarmu? - Hoe gaat het met je?
    • Bagaimana cara membuatnya? - Hoe maak je dat?
  • Berapa - Hoeveel
    • Berapa harganya? - Hoeveel kost het?
    • Ada berapa orang di sana? - Hoeveel mensen zijn daar?

 

Andere Nuttige Vraagwoorden en Constructies:

 

  • Yang mana - Welke
    • Yang mana buku kamu? - Welk boek is van jou?
    • Kamu suka yang mana? - Welke vind je leuk?
  • Sudah berapa lama - Hoe lang (tijd)
    • Sudah berapa lama kamu tinggal di sini? - Hoe lang woon je hier al?
  • Seberapa jauh - Hoe ver
    • Seberapa jauh rumahmu dari sini? - Hoe ver is jouw huis hiervandaan?
  • Seberapa sering - Hoe vaak
    • Seberapa sering kamu pergi ke bioskop? - Hoe vaak ga je naar de bioscoop?

Belangrijke Opmerkingen:

  • In informele spreektaal wordt "kenapa" vaak vaker gebruikt dan "mengapa".
  • De vraagwoorden worden meestal aan het begin van de zin geplaatst, maar de zinsvolgorde in het Indonesisch is flexibeler dan in het Nederlands.
  • Soms kan de context duidelijk maken dat het een vraag is, zelfs zonder een expliciet vraagwoord, maar het gebruik van vraagwoorden maakt de vraag duidelijker.

 

Apa & Apakah

 

Het belangrijkste verschil tussen "apa" en "apakah" in het Indonesisch is hun formaliteit en typisch gebruik in vragen:

Apa:

  • Betekenis: Betekent voornamelijk "wat".
  • Gebruik: Dit is de meer gebruikelijke en informele manier om "wat?" te vragen. Het wordt gebruikt in alledaagse gesprekken.
  • Voorbeelden:
    • Apa kabar? (Hoe gaat het? / Wat is er?)
    • Kamu sedang apa? (Wat ben je aan het doen?)
    • Apa ini? (Wat is dit?)

Apakah:

  • Betekenis: Betekent ook "wat?" maar functioneert vaak explicieter als een vraagwoord dat een "ja" of "nee" antwoord verwacht. Het kan ook verrassing of ongeloof uitdrukken, vergelijkbaar met "wat?!" in het Nederlands.
  • Gebruik: Deze vorm wordt over het algemeen als formeler beschouwd en wordt vaak gevonden in geschreven tekst, formele toespraken en wanneer een duidelijk ja/nee antwoord wordt verwacht. Echter, in alledaags gesproken Indonesisch is "apa" vaak voldoende om een vraag te vormen.
  • Functie als vraagwoord: Het toevoegen van "-kah" aan een woord (in dit geval wordt "apa" "apakah") is een grammaticale manier om een zin expliciet als een vraag te markeren. Deze markering is echter vaak optioneel, vooral in gesproken taal, waar de intonatie meestal duidelijk maakt dat er een vraag wordt gesteld.
  • Uiting van verrassing: "Apakah" kan ook als een tussenwerpsel worden gebruikt om verrassing of ongeloof uit te drukken, vergelijkbaar met "Wat?!" in het Nederlands.
  • Voorbeelden:
    • Apakah kamu sudah makan? (Heb je al gegeten?) - verwacht een "ja" of "nee" antwoord.
    • Apakah dia guru? (Is zij een lerares?) - verwacht een "ja" of "nee" antwoord.
    • Apakah, dia yang main tipu rupanya?! (Wat, dus hij was degene die blijkbaar vals speelde?!) - drukt verrassing uit.

Samenvattend:

Beschouw "apa" als het standaard, alledaagse "wat?". "Apakah" is een formelere versie die ook kan functioneren als een expliciet vraagwoord (vaak een ja/nee antwoord verwachtend) of verrassing kan uitdrukken. In informele gesprekken zul je "apa" veel vaker horen voor algemene "wat" vragen.

 

Yang

Het woord "yang" in het Indonesisch is een heel belangrijk en veelzijdig woord dat in het Nederlands verschillende betekenissen kan hebben, afhankelijk van de context. Je kunt het grofweg op twee manieren interpreteren:

1. Als een Onderscheidend Woord (vaak vertaald als "die" of "dat"):

  • In deze betekenis gebruik je "yang" om iets specifieks aan te duiden of te onderscheiden van andere dingen. Het helpt om een bepaald zelfstandig naamwoord nader te bepalen.
    • Voorbeeld: "Saya suka buku yang berwarna biru." (Ik hou van het boek dat blauw is.) Hier onderscheidt "yang berwarna biru" het specifieke boek waar het over gaat van andere boeken.
    • Voorbeeld: "Orang yang memakai topi itu adalah guru saya." (De persoon die een hoed draagt, is mijn leraar.) Hier wordt de specifieke persoon met de hoed aangeduid.
    • Vergelijkbaar met: de Nederlandse woorden "die", "dat", of soms zelfs "welke".

2. Als een Vervanging van het Onderwerp in een Betrekkelijke Bijzin (vaak vertaald als "die", "dat" of "wie"):

  • "Yang" fungeert hier als een soort verwijswoord dat het onderwerp van een bijzin (een extra zin die meer informatie geeft over een zelfstandig naamwoord) vertegenwoordigt.
    • Voorbeeld: "Anak yang sedang bermain itu adik saya." (Het kind dat aan het spelen is, is mijn broertje/zusje.) Hier vervangt "yang sedang bermain" het onderwerp van de bijzin ("het kind is aan het spelen").
    • Voorbeeld: "Buku yang kamu pinjam sangat menarik." (Het boek dat jij hebt geleend is erg interessant.) Hier vervangt "yang kamu pinjam" het onderwerp van de bijzin ("jij hebt het boek geleend").
    • Vergelijkbaar met: de Nederlandse woorden "die", "dat", of "wie" (als het over personen gaat).

Kortom:

Je kunt "yang" zien als een soort koppelwoord dat een zelfstandig naamwoord verbindt met een beschrijvende toevoeging (een bijvoeglijk naamwoord of een hele bijzin). Het helpt om duidelijk te maken over welke specifieke persoon, ding of idee je het hebt.

De precieze vertaling van "yang" naar het Nederlands hangt dus sterk af van de context van de zin. Je moet kijken naar wat "yang" precies verbindt en welke betekenis het in die specifieke situatie heeft. Het is een fundamenteel woord in het Indonesisch dat je vaak zult tegenkomen.

Ada:

 

  • Betekenis: "Ada" betekent "er is/zijn" of "aanwezig zijn". Het geeft aan dat iets bestaat, zich op een bepaalde plaats bevindt of beschikbaar is.
  • Gebruik:
    • Om het bestaan van iets aan te geven:
      • "Di meja ada buku." (Op de tafel is een boek.)
      • "Di sini ada banyak orang." (Hier zijn veel mensen.)
      • "Ada masalah?" (Is er een probleem?)
    • Om de aanwezigheid van iemand of iets aan te geven:
      • "Ibu tidak ada di rumah." (Moeder is niet thuis.)
      • "Apakah kamu ada waktu besok?" (Heb je morgen tijd?)
      • "Tiketnya masih ada?" (Zijn de kaartjes nog beschikbaar?)
    • In combinatie met "tidak" (niet) om afwezigheid of het ontbreken van iets aan te geven:
      • "Uang saya tidak ada." (Mijn geld is er niet / Ik heb geen geld.)
      • "Di sini tidak ada sinyal." (Hier is geen signaal.)

 

Adalah:

 

  • Betekenis: "Adalah" betekent "is" of "zijn" (als koppelwerkwoord). Het wordt gebruikt om een definitie, identificatie of beschrijving te geven, of om twee gelijkwaardige dingen aan elkaar te koppelen. Het kan vaak worden weggelaten, vooral in informele spraak.
  • Gebruik:
    • Om een definitie of uitleg te geven:
      • "Kucing adalah hewan mamalia." (Een kat is een zoogdier.)
      • "Demokrasi adalah sistem pemerintahan dari rakyat, oleh rakyat, dan untuk rakyat." (Democratie iseen regeringssysteem van het volk, door het volk en voor het volk.)
    • Om iemand of iets te identificeren:
      • "Dia adalah teman saya." (Hij/Zij is mijn vriend/vriendin.)
      • "Jakarta adalah ibu kota Indonesia." (Jakarta is de hoofdstad van Indonesië.)
    • Om een eigenschap of staat te beschrijven (hoewel "merupakan" ook vaak wordt gebruikt in formele contexten):
      • "Merah adalah warna yang cerah." (Rood is een heldere kleur.)
    • Vaak gebruikt in formele taal en geschreven teksten. In spreektaal wordt het soms weggelaten:
      • "(Dia) teman saya." (Hij/Zij is mijn vriend/vriendin.)
      • "(Jakarta) ibu kota Indonesia." (Jakarta is de hoofdstad van Indonesië.)

 

Bestek & Servies

Bestek (Alat makan)

  • Pisau (Mes)

  • Garpu (Vork)

  • Sendok (Lepel)

  • Sendok teh (Theelepel)

  • Sendok makan (Eetlepel)

Servies (Peralatan makan / Piring mangkuk)

  • Piring (Bord)

  • Mangkuk (Kom) - Javaans Mangkok

  • Cangkir (Kopje)

  • Gelas (Glas)

  • Tatakan / Lepek (Schoteltje)

 

Basisrichingen:

 

  • Utara: Noord

  • Selatan: Zuid

  • Timur: Oost

  • Barat: West

En de combinaties en gerelateerde termen:

  • Timur Laut: Noordoosten

  • Barat Laut: Noordwesten

  • Tenggara: Zuidoosten

  • Barat Daya: Zuidwesten

  • Kanan: Rechts

  • Kiri: Links

  • Lurus: Rechtdoor

  • Balik: Omkeren/Terug

  • Atas: Naar boven

  • Bawah: Naar beneden

  • Dekat: Dichtbij

  • Jauh: Ver weg

Berkenalkan 

Begroeting en Kennismaking:

  • Halo. (Hallo.)

  • Selamat pagi. (Goedemorgen.)

  • Selamat siang. (Goedemiddag.)

  • Selamat sore. (Goedenavond - informeel, tussen middag en avond.)

  • Selamat malam. (Goedenavond/Goedenacht.)

  • Apa kabar? (Hoe gaat het?)

  • Baik. (Goed.)

  • Nama saya [jouw naam]. (Mijn naam is [jouw naam].)

  • Siapa nama Anda? (Wat is uw naam?)

  • Nama saya [naam van de ander]. (Mijn naam is [naam van de ander].)

  • Senang bertemu dengan Anda. (Aangenaam kennis te maken.)

  • Senang bertemu dengan Anda juga. (Aangenaam kennis te maken, ook.)

 

Basis Kleuren:

 

  • Merah: Rood

  • Biru: Blauw

  • Kuning: Geel

  • Hijau: Groen

  • Hitam: Zwart

  • Putih: Wit

  • Abu-abu: Grijs

  • Cokelat: Bruin

  • Oranye: Oranje

  • Ungu: Paars

  • Merah muda: Roze (letterlijk: rood jong/jong rood)

  • Biru muda: Lichtblauw

  • Biru terang: Helder blauw

 

 

Warna Warna

 

Andere Nuttige Kleurtermen:

  • Emas: Goud
  • Perak: Zilver
  • Beige: Beige (wordt vaak zo gebruikt)
  • Krem: Crème
  • Turkis: Turquoise (wordt vaak zo gebruikt)
  • Marun: Bordeau/Maroon
  • Lavender: Lavendel (wordt vaak zo gebruikt)

Manieren om tinten te beschrijven:

Je kunt tinten vaak beschrijven door het basiskleur te combineren met woorden als:

  • Terang: Licht of helder
    • Voorbeeld: Biru terang (lichtblauw), Hijau terang (lichtgroen)
  • Gelap: Donker
    • Voorbeeld: Merah gelap (donkerrood), Abu-abu gelap (donkergrijs)
  • Muda: Jong/Licht (vergelijkbaar met "terang")
    • Voorbeeld: Kuning muda (lichtgeel)
  • Tua: Oud/Donker (vergelijkbaar met "gelap")
    • Voorbeeld: Hijau tua (donkergroen)

Voorbeeldzinnen:

  • Mobil itu berwarna merah. (Die auto is rood.)
  • Langit hari ini biru terang. (De lucht is vandaag lichtblauw.)
  • Saya suka baju hijau. (Ik hou van groene kleding.)
  • Kucing saya berwarna hitam dan putih. (Mijn kat is zwart en wit.)
  • Dinding kamar tidur saya abu-abu. (De muren van mijn slaapkamer zijn grijs.)